Aankondiging OBN Natuurkennis webinar 27 november 2025
Al lange tijd wordt er geroepen dat we in winter en voorjaar meer water moeten vasthouden voor een betere beschikbaarheid in de zomer. Een belangrijk deel van het waterbeheer speelt zich af in landbouwgebieden, maar ook in en rond natuur zijn er nog onverwachte mogelijkheden.
Aan de hand van voorbeelden uit beeksystemen in Oost-Nederland laat Joris Schaap, hydrologisch adviseur, zien hoe landbouw en natuur elkaar hierin beïnvloeden, en waar de belangrijkste knoppen zitten om aan te draaien. Klimaatverandering maakt dit bovendien tot een dynamische uitdaging: het ene voorjaar is erg droog (2025) en het andere voorjaar erg nat (2024).
Samen met Friso Koops van Waterschap Vechtstromen bespreekt hij praktijkervaringen met water vasthouden in beeksystemen, met lessen die relevant zijn voor heel ‘droog’ Nederland.
De maanden maart en april 2025 laten opnieuw zien waar we in Nederland steeds vaker mee te maken krijgen: droogte in het voorjaar. Op basis van modelberekeningen met het hydrologische model Soil, Water, Atmosphere and Plant (SWAP), meteorologische gegevens van het KNMI, een fijn zandig bodemprofiel met gras, een worteldiepte van 30 cm en een diepe grondwaterstand (hangwaterprofiel) visualiseerden we de bodemvochtontwikkeling van 1 december 2024 t/m 10 mei 2025. Daarbij is ook een 10-daagse weersverwachting opgenomen.
🔍 Wat toont de figuur?
Het bovenste deel toont neerslag (blauw, negatief) en potentiële verdamping (oranje).
De onderste grafiek laat de simulatie van het bodemvochtgehalte zien in het profiel tot 100 cm-mv. De wortelzonediepte op 30 cm-mv is goed te zien, hier zit een overgang van bodemlagen (om precies te zijn: overgang van B1- naar O1-bouwsteen van de Staring-reeks uit 2018).
De grondwaterstand is te diep voor capillaire opstijging, dus het profiel is volledig afhankelijk van regenwater (hangwaterprofiel).
De contourlijn geeft aan wanneer het vochtgehalte in de wortelzone te laag is voor opname door planten (verwelkingspunt).
De verwachte bodemvochtontwikkeling van 1 t/m 10 mei op basis van de 10-daagse weersverwachting van het KNMI.
Wat valt op?
De winter was relatief nat en daarom kon de ‘bodem-spons’ doorweekt raken tot veldcapaciteit.
In maart en begin april viel nauwelijks regen. Toch bleef de bodemvochttoestand redelijk stabiel: planten konden nog teren op het wintervocht in de wortelzone.
In de nattere periode in april werd het bodemvocht weer aangevuld. Vanaf 25 april was het nagenoeg droog en nam de verdamping flink toe. Inmiddels is de vochtvoorraad in de wortelzone nagenoeg uitgeput en tot op 25 cm-mv onder het verwelkingspunt gezakt. Planten leiden aan droogtestress en zullen hun huidmondjes sluiten en stoppen met groeien.
De verdamping stijgt snel door oplopende temperaturen.
De weersverwachting t/m 10 mei laat nauwelijks neerslag zien, waardoor de droogtestress zich verder uitbreidt.
💧 Hangwaterprofiel: afhankelijk van regen
In dit geval gaat het om een zogenaamd hangwaterprofiel: een bodem waarin de grondwaterstand te diep ligt om capillair vocht na te leveren aan de wortelzone. De bovenste decimeters van de bodem zijn daarmee volledig afhankelijk van neerslag.
Dit type profiel komt veel voor op de hogere zandgronden van Nederland. Op plekken waar het grondwater nog relatief hoog staat (binnen 100-200 cm van het maaiveld, afhankelijk van de bodemsoort), kan er nog capillaire nalevering plaatsvinden, waardoor droogtestress minder snel optreedt.
🌍 Steeds vaker: voorjaarsdroogte in Nederland
Dit is geen uitzondering meer. De Nederlandse zandgronden kampen steeds vaker met:
Droge lentes vanwege een toename in verdamping door hogere temperaturen en meer zonnestraling (KNMI Voorjaarsdroogte)
Diepere grondwaterstanden voor wortelbereik
Grotere risico’s op opbrengstverlies bij gewassen met ondiepe wortelstelsels
Kwetsbare natuur die (nog) meer te maken krijgt met verdroging
Kennis van de actuele bodemvochttoestand – én wat er op korte en lange termijn gaat gebeuren – is essentieel voor waterbeheer, gewaskeuze en adaptatiemaatregelen.
ARK Natuurontwikkeling is aanjager van wilde natuur. ARK werkt onder de noemer ‘Brabants Goud in Het Groene Woud’ onder meer aan het realiseren van het Natuurnetwerk Brabant. In 2019 heeft ARK gronden verworven in het Geelders-boscomplex ten oosten van Boxtel: het projectgebied ‘Savendonk’. Dit wil ARK omvormen tot hoogwaardige natuur met leembosontwikkeling.
Figuur 1. De Leemskuilen in het projectgebied Savendonk is nu nog in gangbaar agrarisch gebruik, maar kan in de toekomst uitgroeien tot hoogwaardige natuur met bijzondere flora en fauna.
ARK vroeg Badus Bodem & Water de waterhuishouding en bodemsamenstelling van het gebied te onderzoeken. Deze (geo)hydrologische studie is belangrijk om de huidige situatie qua bodem en water te kennen en maatregelen te bepalen die nodig zijn om natuur te herstellen. Grondboringen met pH-metingen van het bodemvocht wezen uit dat de ondergrond kalkrijk is en daarmee geschikt voor de vorming van leembossen (zie figuur 2). Daarnaast bleek dat de leemlaag in de ondergrond bepalend is voor de (lokale) grondwaterstroming. Het grondwater zakt nu te diep weg voor de ontwikkeling van natte natuur.
Badus Bodem & Water ontwierp een inrichtingsplan met maatregelen om de verdroging op te heffen, zodat bijzondere flora en fauna terug kan keren en een ecologische verbinding ontstaat tussen boscomplex De Geelders en het Dommeldal. Het plan en de bevindingen uit het onderzoek vormen voor ARK de basis voor behoud en herstel van de natuur in dit gebied.
Figuur 2. Het perceel van de Leemskuilen van figuur 1 is onderzocht met een profielboring tot 250 cm diepte. De figuur toont de aangetroffen bodemhorizonten, de gemiddelde hoogste en laagste grondwaterstand (GHG en GLG) en de pH-metingen van het bodemvocht. Het bodemvocht in het 55 cm dikke esdek is zwak zuur van aard, het grondwater heeft een neutrale zuurgraad. Voor de ontwikkeling van leembossen voldoet deze locatie qua zuurgraad, de grondwaterstanden zijn echter nog te diep. Met hydrologische maatregelen kan deze verdroging voorkomen worden, zodat leembossen hier terug kunnen keren.
Voor het volgen van natuurontwikkeling moeten provincies in Nederland Natura2000-gebieden met kwetsbare natuur monitoren. In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) is niet alleen stikstof (eutrofiëring of vermesting) van belang, maar moeten talloze andere procesindicatoren gemeten worden om de status van de natuur en de effectiviteit van natuurherstel-maatregelen te volgen. Provincie Noord-Brabant heeft MLG Gebiedsontwikkeling en Badus Bodem & Water gevraagd om PAS-monitoringsplannen voor twee Natura2000-gebieden op te stellen: ‘Strabrechtse Heide & Beuven’ en ‘Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek’. Badus Bodem heeft de hydrologische en bodemchemische monitoringsinput voor deze plannen geleverd.
De provincie is niet de enige die belang heeft bij goede monitoring: Heineken meet om de onttrekking van grondwater voor de bierproductie te volgen.
Een bronbeek met Vochtig alluviaal bos en Paarbladig goudveil, een soort die afhankelijk is van basenrijk en nutriëntenarm kwelwater.
Sinds 1 januari 2018 ben ik toegetreden tot het deskundigenteam van Natura2000-gebied ‘Springendal – Dal van de Mosbeek’. In het zogenaamde Fieldlab-team werk ik als deskundige hydrologie aan herstelmaatregelen in dit fraaie natuurgebied, samen met een expert ecologie (Fons Eysink van Bosgroepen Nederland) en landbouw (Inge Haagman van LTO). Het is weer een eer om in zo’n bijzonder natuurgebied te mogen werken: in deze parel van Twente komen zeldzame planten- en diersoorten voor. Het Springendal, het dal van de Mosbeek en Hazelbekke bevatten natte schraalgraslanden (waaronder kalkmoeras en trilveenvegetaties), bronnetjesbos, jeneverbesstruweel, droge en vochtige heiden en heischrale graslanden. De graslanden en heiden worden afgewisseld met bos, struweel en houtwallen. De bijzondere ecologie is voor een belangrijk deel ontstaan door de afwisselende ontstaansgeschiedenis: op deze stuwwal van Ootmarsum komen glaciale afzettingen als tertiaire klei voor, maar ook smeltwater-afzettingen, dekzandruggen en beekdalgronden. Samen met de grote hoogteverschillen zorgt dit voor een complexe (geo)hydrologie waar het water bijzondere stroombanen kiest. Werkelijk een bijzonder en uitdagend gebied om in te opereren.
Provincie Overijssel heeft mij gevraagd om als hydroloog zitting te nemen in het deskundigenteam van Natura2000-gebied Landgoederen Oldenzaal. Het team bestaat uit drie experts op het gebied van landbouw (Michiel van Amersfoort, Aequator Groen & Ruimte), ecologie (Marcel Horsthuis, Bosgroep) en waterbeheer (Joris Schaap, Badus Bodem & Water). In het kader van de ‘maatwerkaanpak’ bezoekt het team alle grondeigenaren in en rond dit fraaie natuurgebied in Twente. Met alle betrokkenen stellen wij de beste maatregelen voor natuurherstel en -behoud in dit gebied voor, met waar mogelijk behoud van economische pijlers. Dit betekent een intensieve aanpak met keukentafelgesprekken, veldonderzoek, (geo)hydrologische systeemanalyses, opzetten monitoringsprogramma’s en het aanpakken van de belangrijkste (natuur)knelpunten met slimme en efficiënte maatregelen.
Vochtig alluviaal bos langs de Rossumerbeek in Natura2000-gebied Landgoederen Oldenzaal